Nee, niet “slechts op bezoek”! Een visitatie is meer dan een vrijblijvende visite met een kopje koffie of thee en de gedachte dat je toch zo weer buiten staat. De visitatie is ook niet een “kleedt u zich maar even uit”, vanuit de autoriteit van een wettelijke rol. Een visitatie is als de eerste ontmoeting met de familie van je nieuwe vriendin: met de spanning van “de eerste indruk” en de nieuwsgierigheid naar wat ze zullen zeggen over je toekomstplannen.
Diversiteit. De afgelopen periode heb ik in de rol van voorzitter van een visitatiepanel diverse instellingen voor hoger onderwijs bezocht. Dat was dan in het kader van her- accreditatie van een opleiding van die instelling. Met een visitatiepanel komen we op bezoek en spreken we met docenten, studenten, alumni en betrokken leiding, examencommissie en vertegenwoordigers van het beroepenveld. Visitatie, het is uitdagend en spannend werk, en het is zeker ook mooi om te mogen doen. Van opleidingen in Accountancy tot Fotografie en Beeldcommunicatie. Van kleine particuliere instellingen met een paar honderd deeltijdstudenten in een kantoorpand tot grote instellingen met tienduizenden voltijdstudenten en prachtige kenniscampussen. En elke opleiding en instelling kent daarin haar eigen specifieke aansluiting bij (potentiële) studenten en (potentiële) toekomstige werkgevers; er is mijns inziens sprake van functionele diversiteit.
Rijkdom. Het is iedere keer genieten van de gesprekken, zeker die met docenten en studenten. Wat een bevlogenheid bij het vakgebied, en wat een passie in het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van jonge mensen. Wat een betrokkenheid bij de eigen opleiding en wat een “poppetjes in de ogen” en energie als het gaat om het grijpen van kansen, kansen om te leren en om de eigen toekomst vorm te geven. Als je dan docenten of studenten spreekt, is het fantastisch om een goed gesprek met ze aan te gaan, om te luisteren, te kijken en te beleven. Wat een rijkdom kent ons hoger onderwijs.
Aandacht. De uitdaging voor het visitatiepanel is om in het tijdsbestek van één of anderhalve dag, de kern van de opleiding te begrijpen en de kerncompetenties van het docententeam te doorgronden. De uitdaging is om de propositie van de opleiding en de instelling te plaatsen; waar komen ze vandaan, waar zijn ze nu, waar willen ze naar toe? En de uitdaging is vooral om nieuwsgierig te worden naar de wensen tot ontwikkeling van zowel het beroepenveld als de student. De nieuwsgierigheid is de basis voor échte aandacht van het visitatiepanel voor de opleiding. En aandacht is het mooiste compliment dat je kunt geven voor betrokkenheid en bevlogenheid.
Ontwikkelkans. Ja, natuurlijk ben je er als visitatiepanel om voor alle standaarden te beoordelen of de opleiding volledig, ten dele, of niet voldoet; dat is het belangrijke uitgangspunt dat maakt dat de visitatie een serieus, grondig onderzoek is. En gegeven dat uitgangspunt is het des te belangrijker om de kans te pakken de visitatie een ontwikkelmoment te laten zijn. De zelfevaluatie mag een kritische zelfreflectie zijn, met duidelijke verdiepende voorbeelden van de kwaliteitsborging (plan-do-check-act); niet een opportunistisch, zelfverheerlijkende reclamefolder. De gesprekken mogen een dialoog zijn, gelijkwaardig en open, met verdiepende vragen; niet een standaard ondervraging vanuit vooringenomen standpunten en een defensief reageren vanuit “kom niet aan ons”. De gesprekken vormen de oprechte spiegeling die past bij een collegiale consultatie, waarbij de betrokkenen bij de opleiding de kans grijpen om te leren van de ervaringen en inzichten van het visitatiepanel. De terugkoppeling van het visitatiepanel geeft blijk van respect voor de kwaliteiten van de opleiding, en doet een poging om te prikkelen tot nieuwe overwegingen en ontwikkelingen; is niet een aanslag op de autonomie van de instelling. Juist ook als het visitatiepanel “voldoet niet” of “voldoet ten dele” uitspreekt, is er de verantwoordelijkheid bij het visitatiepanel om te duiden waar de ontwikkelkans ligt voor de opleiding, in het kader van de maatschappelijke standaarden en de eigen instellingsspecifieke propositie.
Ab F. Groen